
Handleiding voor Wind S400 10
2.3. Alarmen
Het icoon licht op als er minimaal één alarm wordt ingesteld via het data management van
het WIND display. Een sensoralarm verschijnt als deze wordt geactiveerd (anders dan waarde
0) en de gemeten waarde is meer of minder dan de drempelwaarde die vooraf is ingesteld. Dit
alarm wordt dan als volgt getoond:
• Een knipperend
icoon,
• De betreffende alarm data knippert,
• De LCD backlighting gaat automatisch naar het hoogste niveau,
• De interne pieper gaat af,
• De externe pieper of verlichting wordt geactiveerd.
Een alarm kan worden gewist of vertraagd voor 3 minuten door op een willekeurige toets te drukken. Na deze
periode zal er opnieuw een alarm af gaan, als de gemeten waarde wederom de ingestelde waarde te boven
gaat.
Verschillende instrumenten die onderling verbonden zijn door middel van de bus, kunnen worden gebruikt om
een transducer alarm door te geven aan andere compatibele schermen in het netwerk. Bij voorbeeld: een boot
snelheid alarm kan worden getoond op alle “WIND” schermen aan boord.
Een drempelwaarde (hoog) kan worden ingesteld voor de " schijnbare windsnelheid" en de accuspanning kan
in de gaten worden gehouden door een lage drempelwaarde in te stellen.
2.3.1. De drempelwaarde voor het schijnbare
windsnelheidsalarm instellen.
Het (hoge) windsnelheidsalarm:
Druk op
menu
, dan telkens op
menu
tot dat de wind snelheids alarm
pagina "SPD" wordt getoond, en pas de
waarde aan met behulp van de
en toetsen.
2.3.2. Het lage accuspanning alarm instellen
Met het lage accuspanning alarm kunt u de voedingspanning in uw installatie in de gaten
houden. Dit is vooral van belang voor het goed functioneren van de
dieptemeter.
Druk op
menu
, dan telkens op
menu
om de "bAt" laag drempelwaarde
pagina op te roepen. De gewenste waarde kan worden ingesteld met
behulp van de
en toetsen.
Druk 2 seconden op om de setup modus te verlaten, of
automatisch na 10 seconden.
Kommentare zu diesen Handbüchern